Op de barricade van het rusthuis: minister wil bewoners van woonzorgcentrum meer inspraak geven, zij staan al te popelen

© Walter Saenen

Over uitstappen en het weekmenu in het rusthuis mogen bewoners ­vandaag hun zeg al doen. Maar ze moeten ook kunnen meebeslissen over de zorg of dagindeling in het woonzorgcentrum, vindt minister Vandeurzen. Daar staan deze­ mon­dige tachtigers om te popelen, want zij staan vandaag al op de barricades voor hun eigen lot. “Wij voelen de ­situatie zelf aan, dan moeten we toch mee kunnen beslissen hoe het er hier aan toegaat?”

Maria Verbruggen (87) uit Antwerpen: “Ik vind het mijn plicht mijn mond open te doen”

Al drie keer is ze verhuisd van kamer in woonzorgcentrum ’t Zand. Maar nu is ze content op het gelijkvloers. Eindelijk. ­Maria Verbruggen (87) lacht wat verontschuldigend. Dat ze de eerste bewoonster van het centrum was, moeten we er wel bij zeggen. “Maar ik ben gewoon ook geen gemakkelijke hier. Pas op, klagen over de soep die niet warm genoeg is, zoals sommige bewoners doen, vind ik niet nodig. Dan eten we maar eens lauwe soep. Er zijn belangrijkere dingen, zoals Skype bijvoorbeeld.” Ze wijst naar haar laptop in haar kamer, met een webcam erop. “Dat hebben ze voor mij hier geïnstalleerd, omdat ik contact wou houden met mijn vrienden in Portugal.”

© Walter Saenen

Maar ze doet voorstellen over meer dan haar computer ­alleen. Over haar verzorging, zoals de minister wil. “Mijn medicatie krijg ik nu ’s avonds in plaats van ’s morgens. Ik had dat zelf voorgesteld omdat ik anders te suf was om mee te doen aan de activiteiten. En nu ga ik op eigen vraag ook ’s middags in bad in plaats van snel-snel in de ochtend. Dan hebben de verzorgsters meer tijd. En nu willen al verschillende andere bewoners dat ook. Ja, zo is dat als het rondgaat, hé. Maar de verzorgers vinden dat ook beter, want om twee uur zitten de meeste bewoners in een activiteit of kijken ze tv en hebben de verpleegsters meer tijd.”

In hetzelfde schuitje

Maria zegt dat ze in het ­centrum openstaan voor zo’n voorstellen. “Onze directrice heb ik al een paar keer horen zeggen: wat thuis kon, moeten we hier ook proberen waar te maken. Dat vind ik schoon. Dus vind ik het maar normaal dat bewoners hun zeg mogen doen over hoe het er hier aan toegaat. Ik vind het mijn plicht om mijn mond open te doen, want soms help ik daar ook andere mensen mee. Niet veel bewoners durven iets te zeggen, ik wel.”

Plots stopt ze met praten en denkt ze na: “Weet je wat ik een goed idee zou vinden? Dat we met enkele mondige bewoners af en toe eens samen zitten met het diensthoofd. Er zijn natuurlijk wel de bewonersraden, maar daar kunnen we niet alles bespreken. Op zo’n kleine vergadering wel. Want soms weten verzorgers niet precies wat voor ons ­belangrijk is. Maar wij kennen elkaar, zitten in hetzelfde schuitje en voelen de situatie zelf aan. Dan moeten we dat toch zelf kunnen zeggen?”

Maria zou het er alleszins goed kunnen uitleggen. Heeft ze al van kleins af aan, zegt ze. “Mijn broers waren ouder, maar ik was de enige die mijn moeder durfde tegen te ­spreken. Zelfs mijn vader niet, dat was een zacht eitje. Moeder was de kapitein thuis. Van haar heb ik dat mondige geërfd ­zeker?”

Geen wonder dat ze uitein­delijk juffrouw in de lagere school is geworden. “Je moet je mond durven opendoen in de klas, anders luisteren ze niet. Ik ben een bazige van nature. Daarmee dat ik nooit getrouwd ben, denk ik.”

Josephine Peeters (90)uit Antwerpen: “Wij hebben ook iets te zeggen, want wij hebben levenswijs­heid”

“Het eerste wat ik zei toen ik hier toekwam: ik mis een zangkoor. En voilà, niet veel later heb ik Vrolijke Vrienden – ons groepje van twaalf man – mogen oprichten.” Josephine Peeters (90) is “de moeder” van het koor in woonzorgcentrum Lozanahof. Maar de harde kern discussieert over meer dan de Vlaamse hits die ze zullen opvoeren. Ook over het reilen en zeilen in het centrum, bijvoorbeeld. “Daar hebben we ook bewonersraden voor, waar iedereen zijne zeg mag doen en de verzorgers alles opschrijven wat we zeggen. En dan hebben we ook nog eens het babbeluurtje, waarop bijvoorbeeld uitgelegd wordt waarom we op andere momenten in bad gaan.”

© Walter Saenen

Over die beslissing zijn ze trouwens nog niet uitverteld. Janine Berckmans (73): “Nu kunnen we niet meer zo vroeg in bad en moeten we dus eerst propere kleren aantrekken voor het ontbijt en daarna weer uit voor in bad. Ah ja, ik ga niet in mijn peignoir naar het ontbijt, zeg.” Josephine sust: “Dat was de eerste weken gewoon wat aanpassen. We moeten ons natuurlijk ook schikken naar het personeel, hé mannen?” Dirk Van­staen (64) steekt zijn ­vinger omhoog. “En andersom, het personeel moet zich ook aanpassen aan ons. Het moet in twee richtingen gaan, want wij hebben ook iets te zeggen. Wij zijn zo jong niet meer en hebben dus heel veel ­levenswijsheid.”

Janine knikt. “Als alle bewoners meer inspraak zouden krijgen, zouden we vragen om een ­douche. Da’s properder, want in een bad drijven we in onze eigen vuiligheid.” Dat ze staan te popelen voor meer inspraak, is duidelijk. “Maar we hebben het hier nu ook al goed, hoor.”

Laurette Bekaert (87)uit Heule: “Mocht ik kiezen, dan maakte ik de badkamers groter”

Ze is niet zo goed meer ter been en haar schouder beweegt ook niet meer zoals het moet, maar het verstand van Laurette Bekaert (87) is wel nog uiterst fris. En dat hebben ze geweten in woonzorgcentrum Ter Melle in het West-Vlaamse Heule, waar ze al zeven jaar woont. “In het begin heb ik vaak mijn mening gegeven over wat ik hier zag. En nog altijd ga ik naar elke bewonersraad. Zo heb ik bekomen dat we de lepels in de bestekpot nu met de steel naar boven steken, ­zodat niet iedereen ze bepotelt. Dat is toch hygiënischer? En ik zeg zo’n dingen niet alleen voor mezelf, hé, het is ten voordele van alle bewoners. Ik vind het normaal dat ik zulke voorstellen doe. Wij zijn hier toch om verzorgd te zijn?”

© STEFAAN BEEL

Dat ze haar een moeilijke zouden vinden als ze gaat aankloppen bij de directrice, schrikt Laurette niet af. Want in haar thuis heeft ze ook rechten, vind ze. “Het recht om mee te beslissen. Als het nuttig is, tenminste, want reclameren over domme dingen wil ik hier niet doen. Het is veel aangenamer voor ons als we voelen dat er naar ons wordt geluisterd. Zoals met die ­lepels, ik voelde me ­gehoord.”

Al heeft de tachtiger ook haar ­mening over minder simpele dingen als de lepels of het gebrek aan steakmessen. Ze wil ­gerust meedenken over verbouwingen, zoals de minister voorstelt. “Ik wil graag grotere ­badkamers in onze ­kamers. Als een verzorgster ons met de stoellift in bad moet steken, heeft ze nog amper plaats om te bougeren. Zie, ik doe de voorstellen niet alleen voor mezelf. Ook voor andere bewoners en voor het personeel.”

Aangeboden door onze partners

Hoofdpunten

Aangeboden door onze partners

Beste van Plus

Lees meer

Meest Gelezen