Direct naar artikelinhoud

'Wij, Iraanse jongeren, moeten het initiatief nemen en hulp bieden'

Honderden hippe jongeren uit de hoofdstad trekken naar Noord-Iran om de door een aardbeving getroffen dorpen te helpen. Via Facebook en andere sociale media won de actie aan kracht. De jongeren zijn boos over de trage hulpverlening door de staat. Thomas Erdbrink

e voelen zich rebellen, de groep jonge Iraniërs op weg naar het gebied in het noordwesten van hun land dat begin deze maand werd getroffen door twee aardbevingen. Daarbij kwamen ten minste driehonderd mensen om, duizenden anderen raakten dakloos. In hun auto's rijden de 24 jongeren achter vijf vrachtwagens aan over de snelweg van Teheran naar Tabriz. De trucks zijn volgeladen met hulpgoederen voor de slachtoffers van de natuurramp.

De jonge twintigers en dertigers - een mix van hippe types, motorrijders en kinderen uit welgestelde families - raakten onlangs met elkaar bevriend toen ze op een parkeerterrein in Teheran dozen met dekens en speelgoed inzamelden. Samen met honderden andere jongeren organiseerden ze een inzamelactie na vele klachten over de gebrekkige hulpverlening aan het getroffen gebied. Per sms-bericht, Twitter, Facebook en telefoon collecteerden ze geld en goederen.

De jongeren besloten hun opbrengst niet over te dragen aan het Iraanse Rode Kruis, zoals de autoriteiten hen via de staatsmedia hadden gemaand. Ze wilden de spullen zelf afleveren in de afgelegen, verwoeste dorpen. In Iran is een dergelijk initiatief opmerkelijk: de staat domineert er alle aspecten van de maatschappij.

"We krijgen veel steun, omdat mensen erop vertrouwen dat wij de hulpgoederen wel direct bij de slachtoffers afleveren", zegt Pouria (31), een breedgeschouderde manager. In 2003 maakte hij een soortgelijke reis naar de stad Bam, waar bij een aardbeving 25.000 mensen werden gedood. Daar viel hem toen op dat veel van het wereldwijd ingezamelde hulpgeld in de verkeerde zakken verdween. "Ik heb van Bam geleerd", zegt Pouria. "Wij, de gewone burgers, moeten het initiatief nemen."

Vroeg in de ochtend houdt het konvooi halt voor overleg. De hulpverleners zijn bang dat ze problemen krijgen, omdat ze niet de benodigde vergunningen hebben voor hun trip. De Iraanse veiligheidsdiensten zouden hun spullen wel eens kunnen innemen.

"We moeten alsnog met de Rode Maan werken", zegt de 34-jarige Hamed, zoon van een fabrikant. In zijn auto zitten drie vrijwilligers van die organisatie. Hij en zijn maten trekken vesten aan met het Rode Maanlogo.

Met rode ogen van vermoeidheid komt het konvooi later aan in de regio rond Varzaghan, een van de epicentra van de aardbevingen. Op de heuvels liggen de verwoeste dorpen. Tussen het puin melkt een boer een koe, terwijl een begrafenisstoet voorbijtrekt.

De hele dag deelt de groep jongeren hulpgoederen uit. Als de vrachtwagen met zaklantarens en maandverband wordt geopend, breekt grote chaos uit in de menigte, de mensen vertrappen elkaar bijna om de spullen te bemachtigen.

De volgende morgen splitsen ze zich op en vertrekken in twee terreinwagens de stoffige bergen in. Na uren rijden bereiken ze de bewoners van de getroffen dorpjes, die hebben nog geen enkele hulp gehad. "God zegene je dat je hier helemaal naar toe bent gekomen", zegt een boerenvrouw als ze van de 27-jarige Ida, kledingontwerpster uit Teheran, nieuw ondergoed krijgt.

Pouria is trots. Hij en de anderen van zijn leeftijd worden vaak de 'verschroeide generatie' genoemd; ze hebben weinig kansen als gevolg van de immer strengere staatscontrole op de bevolking en door de internationale sancties tegen hun land. "We hebben bewezen dat we ons kunnen redden", zegt hij. "We hebben niemand nodig die ons vertelt wat we moeten doen."